Weduwen zijn heel lang een groep geweest waar min of meer overheen gekeken werd, maar langzamerhand wordt toch duidelijk dat hun rol niet onderschat moet worden. In De 500 Rijksten van de Republiek van Kees Zandvliet staan al veel vrouwen. Het gaat dan vooral om vrouwen die van hun man geërfd hebben en/of het bedrijf overgenomen hebben. Zoals bij de meesten van de rijken gaat het hierbij vooral over de situatie in Holland en dan met name Amsterdam. In de rest van Nederland en met name bij de adel was de situatie toch anders.

Nalatenschap voor echtgenotes
Juridisch gezien was het tot voorbij de middeleeuwen zo dat in het erfrecht kinderen voor de langstlevende echtgenoot gingen . Er waren wel drie categorieën goederen die niet tot de nalatenschap werden gerekend en toegekend werden aan de vrouw.
Om te beginnen was er het moesdeel. Het moesdeel was de inhoud van de voorraadkast op het moment van sterven en daar kreeg de vrouw de helft van. Daarnaast was er de zogenaamde morgengave, de huwelijksschat. Dus wat een vrouw volgens de huwelijkse voorwaarden mee nam in het huwelijk, kreeg ze weer tot haar beschikking als ze weduwe werd. De derde categorie ging over de rade. Eigenlijk is de rade de huisraad, maar dan wel de huisraad in de breedste zin van het woord. Hier horen ook de gereedschappen die nodig zijn voor de landbouw bij. Nu zal dat in de adellijke praktijk niet het meest voorgekomen zijn. Daar ging het waarschijnlijk vooral om linnen en sierraden of ruimer gezien om het roerende goed, de inboedel.
In de huwelijkse voorwaarden werd vaak een lijftocht opgenomen als een soort garantie voor de langstlevende echtgenoot. In de praktijk ging het vaak over het vruchtgebruik van land of onroerend goed.
Land en onroerend goed
De kinderen erfden meestel het land en onroerend goed. En in veel provincies konden echtgenoten niet van elkaar erven. Dus eigendom kon niet van man op vrouw over gaan. Maar de vrouw hield na het overlijden van haar man wel het ouderlijk gezag. Zowel bij de dood van vader als moeder werden wel voogden aangesteld. Dus als een vrouw minderjarige kinderen had, kon ze wel de goederen van haar kinderen beheren, zij het onder toezicht van de voogd van haar kinderen. Deze situatie gold vooral in Utrecht en Gelderland. In Brabant bestond gewoonterecht, dat de langstlevende echtgenoot beschermde. De langstlevende echtgenoot kreeg het levenslange vruchtgebruik van goederen, ook van onroerende goederen. Dit recht kan van plaats tot plaats en van streek tot streek veranderen. Uiteindelijk was in veel gevallen een weduwe aangewezen op de goede wil van haar kinderen.

Vererving in de mannelijke lijn
Overigens valt deze situatie nog mee vergeleken met bijvoorbeeld Oostenrijk en Engeland. Als een vrouw in de Republiek alleen dochters had, dan werd de oudste dochter erfdochter en bleef de erfenis dus in het directe gezin van de vrouw. In Oostenrijk (en Engeland1Ik ben niet helemaal zeker van Engeland, in ieder geval werd hier de titel en vaak het bijbehoren onroerend goed vererfd in de mannelijke lijn. Het kan zijn dat dit niet van toepassing was op de hele erfpositie?) was de situatie anders. Daar konden alleen mannen erven. Dus als een vrouw alleen dochters had, dan ging de erfenis naar de jongere broer van de man en eventueel diens oudste zoon. Als die er niet waren, dan werd nog een stap verder gekeken in de stamboom, net zo lang tot ze bij een mannelijke erfgenaam uit kwamen.
Afhankelijkheid
Als vrouw betekende dit dat je van de ene op de andere dag afhankelijk was een heel ver familielid van je man, iemand die je mogelijk niet eens kende. Dit betekende niet alleen een onzekere financiële positie, maar het kon zelfs zo zijn dat de nieuwe heer je geen recht gaf om op één van de goederen te wonen. Het minimale waar je als weduwe op kon rekenen was dat deze erfgenaam je een appartementje zou verhuren .
Nationale wetgeving
Vanaf 1795 verandert dit. Sowieso wordt de wetgeving nu landelijk en wordt onder invloed van de verlichting en de Franse revolutie het gelijkheidsdenken ingevoerd. Dat gelijkheidsdenken geldt in eerste instantie de kinderen: gelijk voor de jongens en de meisjes en geen verschil tussen later geboren kinderen. De weduwe komt er nog steeds karig van af: zij is niet meer dan een buitengewone erfgename van de 12e graad. Met name in Brabant betekende dit een verslechterde positie van de weduwe. Het zal nog tot in de 20ste eeuw duren voor een weduwe recht heeft op minimaal een kindsdeel.

Laat een reactie achter